Inhoudsopgave:
Softwareingenieurs zijn niet alleen applicatieprogrammeurs; ze moeten producten bouwen en structureren voor klanten die aan hun verwachtingen voldoen, de functies bieden die ze nodig hebben en worden ondersteund door krachtige back-up. Java is een slimme oplossing om de basis te leggen voor dergelijke robuuste hulpprogramma's en stelt ontwikkelaars in staat efficiënt, effectief en innovatief te zijn - zonder het wiel opnieuw uit te vinden.
De geschiedenis van Java-programmering
In de vroegste computers was logica afgeleid van getallen in de vorm van ponskaarten, dus er was geen behoefte aan programmeertalen. Maar toen de technologie voortschreed, ontstond de behoefte aan een programmeermedium dat zowel uitgebreid was als verfijnd in gebruik. Dit gaf aanleiding tot taalplatforms, waarin programmeurs hun logica (code) konden schrijven. Aanvankelijk werden talen op laag niveau gebruikt. Vaak aangeduid als assemblagetalen, kunnen ze gemakkelijk worden geïnterpreteerd door machines in de vorm van nullen en enen, die respectievelijk negatieve en positieve logica vertegenwoordigen. (over de geschiedenis van programmeertalen in computerprogrammering: van machinetaal tot kunstmatige intelligentie.)
Het duurde niet lang voordat mensen zich realiseerden dat ze met deze platforms geen flexibele en betrouwbare code konden schrijven. Dientengevolge gingen softwareontwikkelaars op weg naar talen die bestonden uit meta-verklaringen, processorinstructies in een relatief meer door mensen leesbare vorm, opmerkingen en andere gegevens. Vervolgens kwamen de imperatieve talen in beeld, zoals COBOL en FORTRAN. Dit werd gevolgd door het tijdperk van authoring en command-line talen, die een meer geabstraheerde laag van interface voor de ontwikkelaars om te coderen. Dit werd gevolgd door de opkomst van iteratieve, op lijsten gebaseerde en op logica gebaseerde talen.